Uit voorgaande tabel blijkt dat onze grootste risico’s betrekking hebben op de grondexploitaties, waarvan Oudeland en Wilderszijde de grootste invloed hebben. De genoemde bedragen zijn de mogelijke verdere verliezen op de grondexploitaties als de ontwikkelingen niet lopen zoals we nu inschatten op basis van de huidige marktomstandigheden. Naast bovenstaande incidentele effecten zijn er, als het risico zich voordoet, ook structurele effecten omdat schulden niet of minder snel kunnen worden afgelost. Op basis van de huidige rekenrente grondexploitaties van 1,3% betekent elke € 10 miljoen verdere verlies name op de grondexploitatie een toename van de structurele rentelast op de begroting van € 0,13 miljoen.
Ten opzichte van het laatste P&C-document (jaarstukken 2019) zijn een aantal risico’s uit de top 10 gemuteerd. Zo hebben we het risico ontwikkeling Wilderszijde aangepast aan de meest recente cijfers. Dit zijn de cijfers die dienden als onderlegger voor de aangevraagde subsidie Woningbouwimpuls. Deze aanvraag is in de eerste tranche (september 2020) nog niet gehonoreerd. Momenteel oriënteren we ons op de vervolgstappen. Qua netto risico voor Wilderszijde houden we vooralsnog nog steeds rekening met een kans van 50% dat de bijdrage wordt toegekend. Het huidige scenario sluit met een tekort op de grondexploitatie van circa € 38,5 miljoen (dit is het bedrag exclusief investeringen in onderwijshuisvesting, deze bedragen zijn als investering opgenomen in het MIP van de begroting). De ingediende subsidie aanvraag bedroeg € 19 miljoen. Rekening houdend met een risico van 50% dat we de bijdrage niet krijgen rekenen we nu € 9,5 miljoen in. Voor het in exploitatie genomen deel van Wilderszijde troffen we tot en met de jaarstukken 2019 reeds een voorziening van circa € 5 miljoen. De nu benodigde ‘reservering’ in het weerstandsvermogen voor Wilderszijde is dus € 38,5 mio minus € 9,5 mio minus € 5 miljoen is € 24 miljoen. Het mag duidelijk zijn dat dit nog (zeer) grove inschatting zijn, maar deze inschattingen doen beter (en meer voorzichtig) recht aan de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen. We rekenen in het benodigde weerstandsvermogen ook ‘gewoon’ met de € 25,0 miljoen zonder hier verder een kans percentage op los te laten.
Nieuw in de top 10 is het risico van de juridische procedure inzake Remu. Dit risico hangt samen met de verkoop van de aandelen Eneco. Zoals vermeld in het raadsvoorstel over de verkoop van Eneco is door de aandeelhouders Eneco als geheel verkocht, maar is het risico van de juridische procedure Remu bij de voormalige aandeelhouders gebleven. Het aandeel van de gemeente Lansingerland in dit risico is op basis van de huidige inzichten circa € 10 miljoen. De kans op toekennen van de claim achten wij, mede door een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam in de kwestie, zeer laag.
Ten opzichte van de jaarstukken 2019 is het ‘eigen’ risico dat de gemeente loopt op de uitvoering van de Participatie (inkomensdeel) toegenomen. Van het Rijk ontvangt de gemeente hiervoor jaarlijks geld, de zogenoemde BUIG-uitkering. Indien de werkelijke lasten voor de uitkeringen hoger liggen dan geldt eerst een eigen risico, daarboven kan de gemeente een aanvraag indien voor een aanvullende uitkering. Met het oog op de mogelijke economische nasleep van Corona gaan we in de meerjarenraming uit van een stijging van de uitkeringslasten, maar ook een stijging van de BUIG-uitkering. Mocht deze laatste ontoereikend zijn dan komt een eventueel nadeel tot de drempel voor een aanvullende uitkering ten laste van de gemeente. Het risico baseren we op elk jaar van de meerjarenraming een tekort van € 1 miljoen. De kans achten we beperkt omdat we enerzijds zelf deels kunnen sturen op het aantal bijstandsgerechtigden, via re-integratie, en anderzijds het Rijk de BUIG laat meebewegen met de macro-economische situatie.
Risico’s verbonden partijen
De gemeente Lansingerland neemt deel in diverse gemeenschappelijke regelingen en verbonden partijen. In de paragraaf verbonden partijen van deze begroting is een overzicht hiervan opgenomen en is per partij ook inzicht gegeven in de risico’s bij de verbonden partij.
De risico’s van Bleizo en het effect hiervan op het benodigde weerstandsvermogen van de gemeente zijn in de vorige paragraaf toegelicht. Uit de grondexploitatie jaarrekening 2019 van de gemeenschappelijke regeling Hoefweg blijkt dat de risico’s die Hoefweg loopt nog opgevangen kunnen worden binnen de eigen grondexploitatie (de grondexploitatie bevat zelf nog voldoende weerstandscapaciteit). De gemeente zelf hoeft op basis van de huidige inzichten geen weerstandscapaciteit voor Hoefweg aan te houden.
Het project Bleizo betreft de ontwikkeling van een hoogwaardige openbaar vervoersknoop (HOV) en de gebiedsontwikkeling rondom de knoop. Op 17 mei 2019 heeft staatssecretaris Stientje Van Veldhoven (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) het station Lansingerland-Zoetermeer op feestelijke wijze geopend. De trein, Randstadrail, bus, auto en fiets zijn hierdoor met elkaar verbonden. Voor de gebiedsontwikkeling is het gebied in twee delen opgedeeld. Voor Bleizo-Oost, het deel ten oosten van de HSL, is inmiddels het bestemminsplan definitief vastgesteld. De economische groei en vraag naar logistieke kavels in de Corridor A12 maakt dat er ruimte is voor logistieke bedrijventerreinen. Partijen in de Corridor A12 hebben hierover met elkaar afspraken gemaakt, waardoor het bestemmingsplan voor Bleizo-Oost vastgesteld kon worden. Voor Bleizo-West doen we onderzoek naar een alternatief ontwikkelprogramma. Hiervoor is een eerste stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd. De vaststelling van het bestemmingsplan voor Bleizo-West is opgeschort totdat er meer duidelijkheid is over de uitkomsten van het onderzoek.
Risico’s als gevolg van Corona
Het COVID-19 (Corona) virus heeft direct en indirect invloed op onze financiën. Hoe groot de financiële impact in 2021 en de daarop volgende jaren zijn is nu onmogelijk volledig te bepalen. We monitoren onze risico’s en die van onze partners voortdurend. Om financieel de risico’s te kunnen opvangen besloot de gemeenteraad in mei 2020 om een bestemmingsreserve van € 5 miljoen voor het begrotingsjaar 2020 in te stellen. Deze reserve wenden we aan om de incidentele extra lasten en incidentele gederfde inkomsten te dekken.
De VNG stelde een aantal handreikingen beschikbaar om de risico’s in beeld te brengen. In zijn algemeenheid geldt dat de risico’s op dit moment wel kwalitatief zijn te duiden, maar nog zeer moeilijk kwantitatief. Deze eerste risicobeschouwing is daarom ook vooral kwalitatief van aard en geeft de grootste financiële risico’s weer die het college op dit moment ziet. De lijst is, in willekeurige volgorde, als volgt:
• Toename van het aantal bijstandsgerechtigden; als gevolg van Corona krijgt de economie en daarmee de werkgelegenheid forse klappen. In eerste instantie vallen ‘ontslagen’ medewerkers terug op de WW. Afhankelijk van de duur van de WW valt een deel van deze personen uiteindelijk ook terug op de bijstand. Ons huidige bestand is ongeveer 600 bijstandsgerechtigden. Een stijging van dit aantal is een reëel risico. Daar houden we in de begroting rekening mee. Risico is dat zich een nog negatiever scenario zich voordoet en de lasten nog sneller gaan stijgen. Het Rijk compenseert deze lasten (op termijn) mogelijk, maar uitgaande van de huidige systematiek voor financiering zal dat veelal met enige vertraging gaan (voordat de Rijksbijdrage om hoog gaat). De stijging van bijstandsgerechtigden betekent ook dat de ambtelijke organisatie meer inzet zal moeten plegen op participatie en rechtmatigheid en dus (tijdelijk) meer formatie nodig heeft.
• Toename van het aantal schuldhulpverleningstrajecten; als gevolg van Corona krijgt de economie en daarmee de werkgelegenheid forse klappen. Ondernemers en (ontslagen) werknemers kunnen in de financiële problemen komen en te maken krijgen met (toenemende) schulden. De gemeente is verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening. Dus een toenemend beroep betekent meer werk en meer lasten voor de gemeente. Via de septembercirculaire 2020 stelt het Rijk overigens incidenteel geld beschikbaar voor deze trajecten.
• Effecten op woningmarkt; diverse partijen voorspellen zwaar(der) weer voor de woningmarkt. Op de korte termijn zijn de effecten nog beperkt, maar niet uit te sluiten valt dat de economische teruggang door sijpelt naar de woningmarkt. Naast economische risico is door Corona ook risico dat productieketens voor grond- en hulpstoffen voor de bouw stil vallen. Risico voor de gemeente is dat projecten vertraging oplopen of stilvallen en inkomsten later of niet binnen komen. Denk hierbij aan inkomsten uit grondverkopen en bouwleges. Op dit moment zijn daar nog geen indicaties van, of goede inschattingen van te maken, maar het college is zich wel bewust van dit risico en we monitoren dit risico nauwlettend. Het college merkt wel op dat de impact van een terugval op de huizenmarkt in financiële zin waarschijnlijk minder impact op Lansingerland zal hebben dan in de vorige crisis. De grondposities van de gemeente zijn fors kleiner, de schuldenlast lager en de rente is ook lager dan destijds.
• Effecten op bedrijventerreinen; door de Corona-crisis kunnen investeerders voorzichtiger worden c.q. investeren bedrijven minder. Dit kan gevolgen hebben voor de nog uit te geven bedrijventerreinen (minder opbrengst, latere opbrengst, etc.).
• Gemeentefonds; de inkomsten van de gemeente komen voor zo’n 50% uit het gemeentefonds. Het gemeentefonds volgt de ‘trap-op-trap-af’ systematiek. Als het Rijk meer uitgeeft gaat er ook meer naar de gemeenten. Het Rijk betaalt nu het crisis maatregelen pakket. Hierdoor zal de Staatsschuld oplopen. Het risico c.q. de verwachting is dat dit op termijn Rijksbezuinigingen nodig maakt. Ook gemeenten zullen dan worden geraakt. Met welke omvang is nog onbekend. Laatste berichten zijn dat het Rijk in de meicirculaire 2020 het accres voor 2020 en 2021 heeft bevroren. Hoe daarna met het gemeentefonds wordt omgegaan is aan een nieuw kabinet. De crisis uit 2009/2010 leerde dat in een nieuw regeerakkoord na een crisis ingrijpende maatregelen kunnen zijn opgenomen.
• Toename beroep op voorzieningen WMO en Jeugdwet; de Corona crisis legt op heel veel mensen ook een psychische en fysieke wissel. Met name op ouderen (eenzaamheid) en jongeren (leerlingen/scholieren). Een reëel risico is dat meer mensen uit deze doelgroepen in de problemen gaan komen en er extra hulp of ondersteuning nodig is. De gemeente is, als er geen vangnetten zijn in de eigen omgeving, verantwoordelijk voor deze hulp. Dit betekent een potentiële toename van de lasten in het sociaal domein voor de voorzieningen en ook extra formatie die hier voor nodig is.
• Extra kosten a.g.v. maatregelen; de gemeente en verschillende verbonden partijen maken extra kosten a.g.v. Corona. Denk aan veiligheid/beveiligers, voorlichting, extra kosten VRR, GGD, fysieke maatregelen gemeentehuis, etc. Deze kosten dekken we ten laste van de reserve Corona.
• Minder inkomsten gemeente; op diverse onderdelen loopt de gemeente risico op minder inkomsten. Bijvoorbeeld inkomsten uit belastingen (OZB), leges, incidentele verhuur van maatschappelijke gebouwen. Eventuele mindere inkomsten in 2020 en 2021 dekken we uit de reserve Corona.