Onze inwoners hebben een gezonde leefstijl, zijn mentaal gezond en doen mee in de samenleving
Mentale en lichamelijke gezondheid zijn belangrijk om zelfstandig aan de maatschappij te blijven deelnemen. We investeerden tijdig in kwetsbare inwoners bij wie de fysieke en mentale gezondheid onder druk staat. Denk hierbij aan inwoners met GGZ-problematiek, inwoners die kampen met eenzaamheid en de groeiende groep zelfstandig wonende ouderen. Met elkaar in contact komen en het gevoel ergens bij te horen, dragen bij aan mentale gezondheid en de kwaliteit van leven. We wilden dat inwoners zo lang mogelijk zelfstandig en gezond blijven. Dat is mogelijk dankzij een uitgebreid voorliggend en laagdrempelig voorzieningenaanbod. Daarmee voorkwamen we mogelijk de stap naar maatwerkvoorzieningen. Ontmoetingsplekken hadden hierin een belangrijke functie.
Vitale ouderen bleven meedoen in en droegen bij aan de samenleving
We hadden de vitale ouderen nodig in onze samenleving. De vergrijzing, de toenemende vitaliteit van de grote groep die de komende jaren met pensioen gaat en de krapte op de (zorg)arbeidsmarkt stelt de maatschappij voor een grote opgave. Het vroeg om een andere manier van denken vanuit de overheid, de zorgaanbieders, het maatschappelijk middenveld en niet in de laatste plaats vanuit de ouderen zelf. We lieten maatschappelijk initiatief meer zelf regelen zoals organiseren van activiteiten door vitale ouderen.
Met passende hulp behouden inwoners eigen regie waar mogelijk en blijven ze meedoen in de samenleving
Sommige inwoners hadden (tijdelijke) hulp nodig om daarna weer zelfredzaam te zijn op diverse levensterreinen. Denk daarbij aan mensen met GGZ-problematiek, mensen met een beperking en kwetsbare ouderen. Zij konden meedoen dankzij ondersteuning uit de Lansingerlandse standaard met een breed (geïndiceerd) voorzieningenaanbod, zoals hulp bij het huishouden, maatschappelijke werk, dagbesteding of individuele ondersteuning. Voor inwoners met een psychosociale hulpvraag kon beschermd wonen een oplossing bieden. Daar leerden zij hoe om te gaan met financiën, geestelijke- en lichamelijke gezondheid en (huiselijke) relaties. Ook werkten ze aan het bouwen van een sociaal netwerk. Door ‘samenredzaam’ te zijn konden inwoners ook vaak (weer) deelnemen aan de samenleving.