Uit het voorgaande tabel blijkt dat onze grootste risico’s betrekking hebben op de grondexploitaties, waarvan Oudeland, Westpolder en Wilderszijde de grootste invloed hebben. De genoemde bedragen zijn de mogelijke verdere verliezen op de grondexploitaties als de ontwikkelingen niet lopen zoals we nu inschatten op basis van de huidige marktomstandigheden. Naast bovenstaande incidentele effecten zijn er, als het risico zich voordoet, ook structurele effecten omdat schulden niet of minder snel kunnen worden afgelost. Op basis van de huidige rekenrente grondexploitaties van 1,1% betekent elke € 10 miljoen verdere verlies name op de grondexploitatie een toename van de structurele rentelast op de begroting van € 0,11 miljoen.
Ten opzichte van het laatste P&C-document (jaarrekening 2021) deed zich één belangrijke wijziging voor in de top 10 van belangrijkste incidentele risico’s. De Hoge Raad deed in juni 2022 uitspraak in de kwestie REMU. De conclusie is dat het eerdere arrest van het Gerechtshof niet wordt vernietigd. Daarmee vervalt het risico voor o.a. de gemeente Lansingerland. De huidige economische toestand (met name hoge inflatie) is wel reden tot zorg voor de grondexploitaties. De kosten voor bouw- en woonrijpmaken kunnen sneller stijgen dan nu voorzien in het MPG2022. Vooralsnog bieden de verwachte (merendeels positieve resultaten) nog voldoende buffer om kostenstijgingen op te vangen. Bij de herziening van het MPG2023 maken we opnieuw de balans op. Zie verder naar de paragraaf grondexploitatie voor dit risico.
Het grootste risicobedrag is gerelateerd aan de gebiedsontwikkeling Wilderszijde (risico nummer 1). Eind 2021 stelde de gemeenteraad het bestemmingsplan vast en is het hele gebied een ‘actieve’ grondexploitatie geworden. Dit betekent dat we ook een specifieke risicoanalyse maken voor het gebied. De gebied specifieke risico’s tellen op tot een benodigd risicobedrag van circa € 5,5 miljoen. Naast deze risico’s is het financiële resultaat van Wilderszijde ook afhankelijk van algemene ontwikkelingen, zoals de eventuele (snellere) stijging van kosten en ontwikkelingen van vrij op naam (VON)-prijzen. In dat kader zijn heel veel scenario’s mogelijk, zowel in positieve als negatieve zin. Voor het weerstandsvermogen is een zwaarder weer scenario doorgerekend waarbij de kosten 2% per jaar sneller stijgen dan nu doorgerekend in de gebiedsexploitatie en de grondprijzen/woningprijzen 2% per jaar minder stijgen (dat komt nagenoeg overeen met geen prijsstijging over de hele looptijd van de exploitatie). Dit scenario levert een circa € 30 miljoen nadeliger resultaat op dan het resultaat op basis van de huidige uitgangspunten. Het resultaat op basis van de huidige uitgangspunten is circa € 20 miljoen positief, een daling met € 30 miljoen betekent dus in zo’n situatie een tekort van circa € 10 miljoen. Daarbij opgeteld de € 5,5 miljoen voor de gebied specifieke risico’s, leidt tot een benodigd weerstandsvermogen van € 15,5 miljoen voor Wilderszijde.
Uitgaande van de vorige ‘reservering’ van € 26 miljoen (zie begroting 2022) zou dat een verlaging met € 10,5 miljoen zijn. Gezien het beginstadium van het project is het wenselijk een robuuste ‘buffer’ aan te houden. Als alternatieve (of toetsende) methode is via de methode van de Rekenkamer (zie ook de nota Weerstandsvermogen voor een nadere toelichting hierop) een berekening gemaakt. Uitgaande van 10% van de nog te realiseren opbrengsten en 10% van de boekwaarde per 1/1/2022 is dan een weerstandsvermogen nodig van € 18 miljoen. Wij stellen voor dit bedrag te hanteren als risicobuffer voor Wilderszijde en dit naar boven af te ronden naar € 20 miljoen. De weerstandsratio verbetert dan, maar er is ook oog voor enige mate van voorzichtigheid in relatie tot het project Wilderszijde.
Van het Rijk ontvangt de gemeente jaarlijks geld voor de uitvoering van het inkomensdeel van de Participatiewet, de zogenoemde BUIG-uitkering. Indien de werkelijke lasten voor de uitkeringen hoger liggen dan geldt eerst een eigen risico, daarboven kan de gemeente een aanvraag indien voor een aanvullende uitkering. Met het oog op de mogelijke economische nasleep van Corona en de oorlog in Oekraïne gaan we in de meerjarenraming uit van een stijging van de uitkeringslasten, maar ook een stijging van de BUIG-uitkering. Mocht deze laatste ontoereikend zijn dan komt een eventueel nadeel tot de drempel voor een aanvullende uitkering ten laste van de gemeente. Het risico baseren we op elk jaar van de meerjarenraming een tekort van maximaal € 1 miljoen. De kans achten we beperkt omdat we enerzijds zelf deels kunnen sturen op het aantal bijstandsgerechtigden, via re-integratie, en anderzijds het Rijk de BUIG laat meebewegen met de macro-economische situatie.
Risico’s verbonden partijen
De gemeente Lansingerland neemt deel in diverse gemeenschappelijke regelingen en verbonden partijen. In de paragraaf verbonden partijen van deze begroting is een overzicht hiervan opgenomen en is per partij ook inzicht gegeven in de risico’s bij de verbonden partij.
Uit de grondexploitaties en risico inventarisaties die ten grondslag liggen aan de jaarrekeningen 2021 (en begrotingen 2023) van de gemeenschappelijke regeling Hoefweg en Bleizo blijkt dat de risico’s die deze partijen lopen nog opgevangen kunnen worden binnen de eigen grondexploitaties (de grondexploitatie bevat zelf nog voldoende weerstandscapaciteit). De gemeente zelf hoeft op basis van de huidige inzichten geen weerstandscapaciteit voor Hoefweg en Bleizo aan te houden.
Voor Bleizo-Oost, het deel ten oosten van de HSL, is inmiddels het bestemminsplan definitief vastgesteld. De economische groei en vraag naar logistieke kavels in de Corridor A12 maakt dat er ruimte is voor logistieke bedrijventerreinen. Partijen in de Corridor A12 hebben hierover met elkaar afspraken gemaakt, waardoor het bestemmingsplan voor Bleizo-Oost vastgesteld kon worden. Voor Bleizo-West doen we onderzoek naar een alternatief ontwikkelprogramma. Hiervoor is een eerste stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd. De vaststelling van het bestemmingsplan voor Bleizo-West is opgeschort totdat er meer duidelijkheid is over de uitkomsten van het onderzoek.
Risico’s als gevolg van Corona en Oekraïne
Het COVID-19 (Corona) virus had en heeft direct en indirect invloed op onze financiën. Op dit moment lijkt COVID-19 onder controle, maar nieuwe uitbraken zijn niet uit te sluiten. Daarnaast stoppen nu diverse vangnetregelingen voor ondernemers. Een deel van hen zal het, naar verwachting, zonder deze vangnetregelingen niet redden. De oorlog in Oekraïne, de hieraan gerelateerde sancties voor Rusland en de tegenreactie hierop t.a.v. de gasvoorziening aan Europa versterkt dit effect. De kosten voor energie stijgen heel snel en ondernemers en grote groepen particulieren kunnen dit niet meer betalen. Hoe groot de financiële impact is in 2023 en de daarop volgende jaren is nu onmogelijk volledig te bepalen. We monitoren onze risico’s en die van onze partners voortdurend. De VNG stelde een aantal handreikingen beschikbaar om de risico’s Corona in beeld te brengen. Een aantal van deze risico’s zijn ook van toepassing op de gevolgen van de oorlog in Oekraïne. In zijn algemeenheid geldt dat de risico’s op dit moment wel kwalitatief zijn te duiden, maar nog zeer moeilijk kwantitatief. Deze risico beschouwing is daarom ook vooral kwalitatief van aard en geeft de grootste financiële risico’s weer die het college op dit moment ziet.
De lijst is, in willekeurige volgorde, als volgt:
• Toename van het aantal bijstandsgerechtigden; als gevolg van Corona en de oorlog in Oekraïne krijgt de economie en daarmee de werkgelegenheid mogelijk forse klappen (met name in het MKB). In eerste instantie vallen ‘ontslagen’ medewerkers terug op de WW. Afhankelijk van de duur van de WW valt een deel van deze personen uiteindelijk ook terug op de bijstand. Ons huidige bestand is ongeveer 600 bijstandsgerechtigden. Een stijging van dit aantal is een reëel risico. Daarom hielden we in de begrotingscijfers 2023-2026 rekening met een stijging. Risico is dat zich een nog negatiever scenario voordoet en de lasten nog sneller gaan stijgen. Het Rijk compenseert deze lasten (op termijn) mogelijk, maar uitgaande van de huidige systematiek voor financiering zal dat veelal met enige vertraging gaan (voordat de Rijksbijdrage om hoog gaat). De stijging van bijstandsgerechtigden betekent ook dat de ambtelijke organisatie meer inzet zal moeten plegen op participatie en rechtmatigheid en dus (tijdelijk) meer formatie nodig heeft.
• Toename van het aantal schuldhulpverleningstrajecten; als gevolg van Corona krijgt de economie en daarmee de werkgelegenheid forse klappen. Ondernemers en (ontslagen) werknemers kunnen in de financiële problemen komen en te maken krijgen met (toenemende) schulden. De gemeente is verantwoordelijk voor de schuldhulpverlening. Dus een toenemend beroep betekent meer werk en meer lasten voor de gemeente. Vanaf de begroting 2022 is reeds rekening gehouden met een stijging van het budget voor formele en informele schulddienstverlening van 5% per jaar tot aan 2026.
• Effecten op woningmarkt; diverse partijen voorspellen zwaar(der) weer voor de woningmarkt (ook omdat de rente en de inflatie stijgen, waardoor huishoudens minder geld over hebben voor hypotheeklasten). Op de korte termijn zijn de effecten nog beperkt, maar het valt niet uit te sluiten dat de economische teruggang door sijpelt naar de woningmarkt. Naast het economische risico is door Corona en oorlog Oekraïne ook een risico dat productieketens voor grond- en hulpstoffen voor de bouw stil vallen. Risico voor de gemeente is dat projecten vertraging oplopen of stilvallen en inkomsten later of niet binnen komen. Denk hierbij aan inkomsten uit grondverkopen en bouwleges. Op dit moment zijn daar nog geen indicaties van, of goede inschattingen van te maken, maar het college is zich wel bewust van dit risico en we monitoren dit risico nauwlettend. Het college merkt wel op dat de impact van een terugval op de huizenmarkt in financiële zin waarschijnlijk minder impact op Lansingerland zal hebben dan in de vorige crisis. De grondposities van de gemeente zijn fors kleiner, de schuldenlast lager en de rente is ook lager dan destijds (en de gemeente beschikt over eigen geld in de vorm van de opbrengst Eneco).
• Effecten op bedrijventerreinen; door de Corona-crisis en de oorlog in Oekraïne kunnen investeerders voorzichtiger worden c.q. investeren bedrijven minder. Dit kan gevolgen hebben voor de nog uit te geven bedrijventerreinen (minder opbrengst, latere opbrengst, etc.).
• Gemeentefonds; de inkomsten van de gemeente komen voor zo’n 50% uit het gemeentefonds. Het gemeentefonds volgt de ‘trap-op-trap-af’ systematiek. Als het Rijk meer uitgeeft gaat er ook meer naar de gemeenten. Het Rijk betaalt nu het crisis maatregelen pakket. Hierdoor zal de Staatsschuld oplopen. Het risico c.q. de verwachting is dat dit op termijn Rijksbezuinigingen nodig maakt. Ook gemeenten zullen dan worden geraakt. Met welke omvang is nog onbekend.
• Toename beroep op voorzieningen Wmo en Jeugdwet; de Corona crisis (en energiecrisis) legde en legt op heel veel mensen ook een psychische en fysieke wissel. Met name op ouderen (eenzaamheid), volwassenen met een laag inkomen en jongeren (leerlingen/scholieren). Een reëel risico is dat meer mensen uit deze doelgroepen in de problemen komen en zij extra hulp of ondersteuning nodig hebben. De gemeente is, als er geen vangnetten zijn in de eigen omgeving, verantwoordelijk voor deze hulp. Dit betekent een potentiële toename van de lasten in het sociaal domein voor de voorzieningen en ook extra formatie die nodig is voor de goede uitvoering hiervan.
• Door de sterk stijgende energiekosten moet de gemeente (mogelijk) op termijn meer gaan betalen voor energie en kunnen ook andere prijzen nog verder gaan stijgen (omdat leveranciers de gestegen energiekosten doorberekenen).